Interviews

Je bent enorm pedagogisch handelend bezig op het plein

Dorian de Haan en Marga Putter

Dorian de Haan en Marga Putter zijn lid van de redactie en adviesraad van Zone.


Wim van Gelder was vakleerkracht & consulent in de gemeenten Heerenveen en Beemster en op de Wegwijzer in Alkmaar. Wim geeft scholing en advies, is coördinator en docent Tweejarige MRT opleiding van Alles in Beweging. Ook is hij docent aan de Hogeschool InHolland en voorzitter van de Stichting MRT in beweging.

Wim van Gelder is een gepassioneerde gymleraar. Naast de activiteiten vanuit zijn adviesbedrijf is hij ook blijven lesgeven in het basisonderwijs, VO, VMBO, HBO. Wij interviewen hem over het schoolplein waar veel te leren valt.

 

Wim schreef in het begin van zijn loopbaan als gymnastiekleraar met collega’s Hans Stroes en Bastiaan Goedhart Basislessen bewegingsonderwijs dat op bijna alle basisscholen werd gebruikt.  Inmiddels zijn er al heel wat verbeterde versies. Door het boek kreeg hij snel een podium op PABO’s, verzorgde workshops en studiedagen en heeft nu met zijn medeauteurs het bedrijf Alles in beweging. Wim: ‘Ik denk dat het heel waardevol is dat je tussen praktijk, wetenschap, opleiden en publiceren heen en weer kan pendelen en met je poten in de klei blijft staan. Alles kan ik zo uitproberen. Dat is de start. De kern van kwalitatief hoogwaardig bewegingsonderwijs is dat je op zoek gaat naar je eigen bewegingsidentiteit. Proberen weg te blijven van het aanleren van kunstjes, wat nog steeds helaas gemeengoed is in Nederland. En ver weg blijven van normeren, ranken, dat soort dingen. Naast het bewegingsonderwijs ben ik me gaan verdiepen in schoolpleinen, omdat het een plek is waar kinderen minimaal twee keer op een dag komen en dus waarschijnlijk meer leren en meer bewegen dan in de twee gymlessen per week. Uiteraard is een goed afstemming tussen gymlessen en schoolplein zeer gewenst.’


Het schoolplein
Wim: ‘Het schoolplein is een bijzondere plek, omdat kinderen er twintig procent van hun basisschoolleven spelen, bewegen, ontspannen en elkaar ontmoeten. Dit percentage staat in schril contrast met de opleidingstijd op de Pabo of ALO! Leerkrachten ervaren regelmatig veel gedoe rondom het schoolplein. Er zijn kinderen die daar eenzaam zijn, die wel willen spelen maar niet aan de beurt komen, niet gekozen worden of niet weten wat ze moeten doen. Er zijn ook vaak kinderen die staan te wachten, ook niet de bedoeling. Een rijtje wachtende kinderen versterkt vaak het alfa gedrag. Pestgedrag wordt vergroot, omdat er veel kinderen toekijken.

Leerkrachten en scholen zijn mijns inziens handelingsverlegen in het omgaan met en beïnvloeden van de groepsdynamiek op het plein. Die kennis is nog heel dun in Nederland. Het komt ook omdat opleiders niet op pleinen staan. Er zijn weinig professionals die in- en overzicht over dit onderwerp hebben. Als je het een hovenier als adviseur vraagt dan zal hij/zij het schoolplein maximaal willen vergroenen, als je het een play ground-ontwikkelaar vraagt dan wil hij toestellen en veldjes neerzetten en als je het een architect vraagt dan wil hij mooie zichtlijnen. Maar wie is er voor het kind? Als je het de kinderen zelf vraagt dan willen ze een zwembad en een achtbaan. Uiteraard kunnen er ook goede adviezen uit voortkomen, maar het is vanuit één perspectief en vaak zonder veel kennis van de mogelijkheden.’

De slogan van jullie bedrijf Alles in beweging is:‘Van schoolplein naar speelplaats’? Wat is je visie op dat spelen?
Wim: ‘Het plein zou een plek moeten zijn waar elk kind zich vrij voelt om datgene te doen waar het zin in of behoefte aan heeft. Uiteraard biedt het plein verschillende beweeg-, speel- en ontspanmogelijkheden. Kinderen zijn vaak buiten en kleuters nog meer. Zij hebben elk dagdeel beweeg- of buitenspeeltijd. Wat bijzonder is, is dat veel kleuterleerkrachten in de klas veel tijd en energie steken in het behalen van de doelen in de hoeken, maar op het moment dat ze naar buiten gaan, zie ik een andere professional. Dan wordt er minder gedacht vanuit de ontwikkelingswaarde van plekken en materialen op het plein. Ze staan ook veel meer ‘uit’ als pedagogisch en didactisch professional, terwijl er veel kansen liggen.
Wat zijn die kansen dan? Op de eerste plaats is er de motorische ontwikkeling. Op de tweede plaats de sociale ontwikkeling. Kinderen ontmoeten elkaar, niet alleen klasgenoten maar ook andere kinderen. Daartoe moeten ze zich verhouden. Als het goed is, moet een plein uitnodigen om risico’s te nemen (Risky play) om zodoende risicocompetenties te kunnen ontwikkelen. Daarachter liggen natuurlijk competenties als zelfinzicht en empathie, waarvan we uit onderzoek weten dat die ontwikkeling enorm gekoppeld is aan dat spelen. Ook taal, communiceren en rekenen worden spelenderwijs ontwikkeld.’

Je noemde net het begrip bewegingsidentiteit, wat versta je daar onder?
Wim: ‘Bewegingsidentiteit is: wat kun je, wat kun je niet, waar heb je zin in, waar ben je bang voor? De één ontdekt dat hij van dans houdt en vindt bijvoorbeeld klimmen veel minder leuk. Femke haalt het beste in zich naar boven bij competitieve spelen, Jasmine juist bij coöperatieve spelen. Uiteraard verzorg je een breed aanbod, maar wat mij betreft mogen kinderen altijd excelleren en meer tijd besteden aan datgene wat ze het meest passioneert. Bewegingsonderwijs was en is erg gericht op traditionele bewegingsvormen uit het turnen en de balsporten.’

Hoe krijg je het voor elkaar om dat te differentiëren?
Wim: ‘In een les bewegingsonderwijs ontwerpen we vaak drie, vier of vijf speelplekken, vakken of speeltuintjes. We werken veel met hindernisbanen of bobbelbanen waar kinderen overheen gaan op allerlei manieren, zonder dat het om de beurt gaat. In elk vak kunnen ze op een eindeloos aantal manieren deelnemen, waardoor ook de norm vervaagt van wat zou moeten of wat beter is of minder goed. Je wordt meestal beloond met de tomeloze inzet van de kinderen. Als zij zich tomeloos inzetten dan kunnen ze niet meer leren dan dat! Dan hoef je het ook niet te toetsen of meten.
Op het schoolplein zijn verschillende speelplekken. Je hebt je vaste plekken, dat zijn de zandbak, speelveldjes en de klimtoestellen, de rekstokken. Daar komen dan de losse materialen bij, zoals karren, stepjes, skateboards, maar ook ‘loose parts’ zoals takken, planken, boomstammen, autobanden. En we krijten kleine speelveldjes. Dan spelen ze allemaal in kleinere eenheden, dus niet meer voetballen in grote teams. Speel je met z’n drieën of vieren dan kun je meer op je eigen manier spelen. Op het ene veldje gaat het rustig, op een ander veld gaat het er iets fanatieker aan toe en op het derde veld wordt ‘bloed aan de paal’ gespeeld. Dan kun je dat kiezen, maar als je met z’n allen tegelijk op een groot veld speelt, dan kan dat niet. Uiteraard kun je kinderen leren rekening te houden met elkaar, maar daar zijn juist deze smaken voor nodig!’

Hoe zie je de rol van de leerkracht bij de begeleiding?
Wim: ‘Om te beginnen zou die rol moeten veranderen van curatief, dat wil zeggen ingrijpen als het misgaat, naar preventief. De leerkracht moet aanvoelen waar en op welke wijze hij of zij nodig is, net als in de klas. Waar is de verlengde instructietafel op het schoolplein als het kind eenzaam is of niet tot spelen komt? Er is op veel pleinen sprake van exclusie op allerlei manieren. Als je bij de Kingen of de tafeltennistafel af bent dan moet je tien minuten wachten tot je weer mee kan doen. Dat doen we met rekenen ook niet. Als je in te grote groepen voetbalt en geen bal raakt…’

Zie je verschillen op het schoolplein in de aanpak bij bijvoorbeeld de OGO scholen?
Wim: ‘Eigenlijk verbazingwekkend weinig. Bij het bewegingsonderwijs en op het schoolplein is nauwelijks zichtbaar welke identiteit de school heeft. Dat komt omdat er geen specifieke kennis is. Bij de Jenaplan- en de Montessorischolen heb je wel de verschillende leeftijdsgroepen die met elkaar spelen. Dat is een voordeel als het gaat om sociale elasticiteit. Op een reguliere basisschool kan dat ook: dus niet de kinderen van groep 7 en 8 met elkaar buiten spelen maar de kinderen van groep 5 en 2, 7 en 4 en groep 8 en 3 bij elkaar. Ook bij OGO-scholen gaat de ontwikkelingsgerichte bril soms af bij op het buitenspelen.’

Is er niet een grote taak weggelegd voor de PABO’s?
Wim: ‘Zeker. Ik ben al 35 jaar PABO-docent. Ik agendeer dit thema al jaren, zowel bij alle PABO’s als bij de PABO waar ik werk, maar het onderwerp krijgt weinig voet aan de grond. Naar mijn mening door een combinatie van een overvol curriculum en te weinig opleidingsdocenten die dit thema goed kennen. Ik was betrokken bij het actualiseren van de kerndoelen en heb met een aantal andere leerkrachten gepleit voor een veel grotere plek binnen de kerndoelen. Helaas is er in het laatste stadium een groot deel van geschrapt.

Als een school tot inzicht komt en het schoolplein wil gaan aanpakken, waar kan die dan mee beginnen?
Om te beginnen zou het team zich moeten verdiepen in de mogelijkheden. Er zijn interessante artikelen, ze kunnen ook een deskundige uitnodigen. Er is immers weinig kennis aanwezig. Je moet proberen om scherpe dilemma’s te stellen en snappen waar je voor kiest. Een van de beste maatregelen is pauzes scheiden, omdat er dan minder kinderen op het plein zijn. Dan zeggen leerkrachten: ‘We hebben een pauze nodig’ of ‘We willen elkaar ontmoeten.’ Als ik het heel hard formuleer: Is jouw kop koffie de eenzaamheid van een kind waard? Als je die dilemma’s niet goed stelt, dan krijg je – als het niet goed loopt - drie Pavlov-reacties. ‘meer regels’ om het gedrag van de kinderen te structureren. Meestal zonder effect. Nieuwe materialen kopen’, met de dooddoener: het zal wel weer allemaal snel stuk zijn. En de derde: wat ideeën of inspiratiebladen neerleggen. Vaak ook met kortstondig resultaat. Je begrijpt dat je met deze maatregelen de groepsdynamiek van het plein niet sterk kunt beïnvloeden. Ik heb regelmatig gezien dat kinderen na een pauze de hele middag inactief zijn omdat ze helemaal overstuur zijn, doordat ze in de pauze een flink conflict gehad hebben.
Ik heb de principes van het schoolplein ook echt moeten leren, vooral de dynamiek op het plein. Hoe werkt voetbalterreur? Hoe werkt het recht van de sterkste? Hoe doorbreek je dat? Welke randvoorwaarden moet je stellen? Kinderen krijgen meestal te veel autonomie op het plein, te veel verantwoordelijkheid en te veel vrijheid. In de klas is er supervisie. Dan gaan ze naar buiten, met drie, vier klassen, allemaal verschillende leeftijden, en dan regelmatig met pedagogisch minder goed opgeleide mensen, tso’ers, ouders. In de klas gaat het goed, met een leerkracht en 25 kinderen die ze echt goed kent. Dan gaan ze het plein op in een heel complexe situatie en dan is het niet vreemd als het misgaat. Het zijn zulke mooie kansen, ook in het kader van sociale vaardigheid en burgerschap. Het is veel makkelijker om je in de klas uit te spreken over kunnen verliezen of opkomen voor een ander dan wanneer het om jezelf of een klasgenoot gaat op het plein. Het plein is een minimaatschappij, maak er gebruik van! Ik nodig scholen waarmee ik werk ook uit om vaker op het plein te zijn in het kader van sociale vaardigheid en burgerschap en het dan weg te halen als het op het rooster staat in het kader van burgerschapsvorming, Kiva, Kanjertraining, Vreedzame school of iets dergelijks.’

De leerkracht moet dus meer en anders op het schoolplein aanwezig zijn?
Wim: ‘De eerste stap is dat de randvoorwaarden beter zijn. In een artikel met collega’s (Van Gelder e.a., 2015) beschrijft Wim vijf grote knoppen waaraan je kunt draaien: aantal  kinderen op de vierkante meter, groot materiaal, klein materiaal, begeleiding, en structuur waarmee je aan de slag gaat. ‘Het aantal kinderen op het plein moet kloppen met het aantal speelmogelijkheden. Je moet, afhankelijk van hoe goed kinderen zelf kunnen spelen, de begeleiding aanpassen.
De volgende stap is dat je de mogelijkheden gaat zien om ook echt onderwijs te geven. Voor beter leren bewegen als het gaat om grote motoriek moet het gebeuren in twee keer drie kwartier bewegingsonderwijs per week. Maar de realiteit is natuurlijk dat, als jij het schoolplein goed inricht, je elke dag minimaal driekwartier beweging hebt, en daar veel meer rendement uithaalt dan uit de gymlessen. Het moet gewoon bij elkaar passen. Dus doe in de gymles vooral activiteiten die kinderen ook buiten kunnen spelen. Dat is ook nog een link die er moet zijn tussen het bewegingsonderwijs, het schoolplein en het buitenspelen van kinderen. Een halve draai aan de ringen is minder kansrijk dan activiteiten op het schoolplein als skeeleren, kingen, touwtjespringen, mikken, boompje wisselen, voetballen.
Het schoolplein is voor een aantal kinderen geen fijne plek. Dus dan kom je in de richting van sociale vaardigheid en burgerschap. Dan gaat het over ‘Mijn vrijheid grenst aan die van jou’. Op de meeste scholen ontstaat, doordat ze het laten gaan, het recht van de sterkste. In de loop van de jaren wordt dat gedrag sterker en worden de Ronaldo’s nog grotere Ronaldo’s. Dan gaan leerkrachten zich op een gegeven moment ergeren, iets op een kind plakken van ‘jouw gedrag op het plein deugt niet’, en daar een bepreekgeval van maken of een handelingsplan op schrijven. Het zijn meestal systeemfouten. Wij zijn, net als in de klas, verantwoordelijk om dat schuifje autonomie – structuur zo te zetten, dat iedereen zich veilig kan ontwikkelen. Dat gebeurt op het plein vaak niet. Een heel stuk van het pedagogische klimaat dat je probeert in de klas op te bouwen gaat teloor op het plein.’

Is er daarna nog een stap drie?
Wim: ‘Het is heel fijn als je veel geleerd hebt, maar het gaat ook om ideeën waar kinderen in hun leven wat aan hebben. ‘Iets willen kúnnen’ vind ik het mooiste wat je een kind kunt leren. Dat kan door schrammen op te lopen, met pijn, zweten, vermoeidheid. Als je ze dat meegeeft op school, daar heb je je hele leven wat aan. Dat zouden we moeten nastreven. Niet alleen binnen bewegingsonderwijs maar binnen alle ontwikkelingsgebieden.’

Zoals kleintjes, die, als ze over een boomstam proberen te lopen, dat de hele dag blijven doen omdat ze het willen leren.
Wim: ‘Ja, ik weet het nog van mezelf met leren rolschaatsen. Dan zie je ook dat daar helemaal geen normen bij horen, maar dat je dat vanuit innerlijke passie wil kunnen. Dat wil ik proberen losmaken bij kinderen. Niet van ‘we gaan nu de handstand doen, en dan is dit stapje één en dit stapje twee en dit stapje drie’. Op het plein kan deze attitude goed ontwikkeld worden. Want het is eigen keuze, met de kinderen met wie je het wil, en ook af en toe met wie je het niet wil, hoe doe je dat dan?’

Kun je ook nog iets zeggen over observeren op het schoolplein?
Wim: ‘Wij hebben daar een systematiek voor, net als in de gymles. Het eerste is, als je op het plein komt, is iedereen veilig? Gebeuren er geen dingen die niet door de beugel kunnen? Dan, doet iedereen mee? De derde is dat je kwetsbare kinderen een paar minuten gaat volgen. Je ziet in een scan niet goed of kinderen echt deelnemen of niet. Als je een paar minuten naar een voetbalspel kijkt, zie je of een kind een bal krijgt. Dat is een soort drieslag. Als jij daar staat, ben je gewoon aan het werk, ben je pedagoog. En je hoeft ook niet alles te voorkomen. Een buil of een schram is prima, ook conflict moet er zijn, anders kunnen ze daar niet mee leren omgaan. Maar er moet wel iets uit voortkomen. Dus je bent enorm pedagogisch handelend bezig op het plein. Het is denk ik de meest complexe pedagogische opdracht die er is op school. Dat is het rare: dat er zo weinig opleiding voor is, zo weinig aandacht, terwijl het voor kinderen en hun ontwikkeling zo belangrijk is.’

Literatuur

van Gelder, W., Stroes, H, & Goedhart, B. (2017). Basislessen bewegingsonderwijs. Deel 1 en 2. Bohn Stafleu van Loghum.

Van Gelder, W., Goedhart, B., & Jansen, M. (2015), Het plein wacht. Lichamelijke opvoeding Magazine, 26-29.

Deel dit artikel
Vangorcumtijdschriften.nl maakt gebruik van cookies.

Welkom! Leuk dat je een bezoekje brengt op vangorcumtijdschriften.nl. Wij, en derde partijen, maken op onze websites gebruik van cookies. Wij gebruiken cookies voor het bijhouden van statistieken, om jouw voorkeuren op te slaan, maar ook voor marketingdoeleinden (bijvoorbeeld het sturen van een bericht als je winkelwagen nog vol is). Door op 'Zelf instellen' te klikken, kun je meer lezen over onze cookies en je voorkeuren aanpassen.

Zelf instellen
Alle cookies accepteren
Uw cookie instellingen
Deze website maakt gebruik van functionele en analytische cookies, die nodig zijn om deze site zo goed mogelijk te laten functioneren. Hieronder kan je aangeven welke andere soorten cookies je wilt accepteren.
Functionele cookies

Functionele cookies ondersteunen de basisfuncties van een website zoals paginanavigatie en toegang tot beveiligde delen van de website mogelijk maken. Zonder deze cookies kan de website niet naar behoren functioneren.

Analytische cookies

Analytische cookies helpen ons om te begrijpen hoe bezoekers omgaan met onze website door anoniem informatie te verzamelen en te rapporteren. Deze informatie wordt gebruikt om de website te verbeteren.

Marketing en tracking cookies

Marketing cookies worden gebruikt voor het functioneren van ons opvolgsysteem met betrekking tot account activiteiten(als het niet kunnen afronden van bestelling). Ook wordt er informatie verzameld om dit zoveel mogelijk aan te sluiten bij je interesses.

Cookies instellingen opslaan