Theorie en praktijk

We leren met én van elkaar

Marte van Vliet, Noëlle Beekhoven, Emmy Kleij, Lukas Nielen en Lieke Wezenbeek

Marte van Vliet is pedagogiekdocent op Hogeschool Inholland Alkmaar.

 

Noëlle Beekhoven, Emmy Kleij, Lukas Nielen en Lieke Wezenbeek studeren aan de Pabo Hogeschool Inholland Alkmaar

In dit artikel gaan studenten en docent op zoek naar de waarde van spel voor het onderwijs en wat dit betekent voor studenten op de Pabo. We blikken terug op activiteiten en belichten wat studenten ervaren en meenemen. Ook geven we doorkijkjes naar onze praktijken op de stagescholen en van de docent in de begeleiding. We leren van en met elkaar en zien wat onze activiteiten doen met het spel van kinderen.

Op meerdere Pabo-opleidingen is spel een belangrijk onderdeel in het curriculum. Op Hogeschool Inholland Alkmaar wordt spel in het eerste studiejaar verbonden aan ‘de rijke leeromgeving’. Studenten ontwerpen een rijke leeromgeving waarbij verbindingen gemaakt worden met spelbegeleiding, doelen voor leerlingen, het leerlingvolgsysteem en thema’s.

De ontwikkelingsgerichte visie op spel sluit goed aan bij deze inhouden en studenten te laten zien welke kansen er zijn om te leren middels spel en het belang van spel voor de ontwikkeling van kinderen in onderwijs te onderstrepen.

 

Docent Marte: Tijdens mijn begeleiding geeft een student al vrij snel aan het spel, zoals we dit bespreken of bekijken met filmfragmenten vanuit de opleiding, ‘niet te herkennen’ in de eigen stagepraktijk. Ook merkt een stagebegeleider op dat in de drukte van alledag ze niet in staat is om mee te spelen, terwijl dit op haar opleiding destijds veel aan bod is gekomen. Voor mij als docent roept dat natuurlijk vragen op. Welke ervaringen doet een student op met spel en hoe kan het belang ervan ook ‘gevoeld’ worden door de student zelf? In dit artikel gaan we aan de slag met onze ervaringen rondom spel.

 

DE TUIN HOORT OOK BIJ EEN RIJKE LEEROMGEVING

Studenten hebben in een eerder stadium al een onderzoek verricht naar criteria voor een rijke leeromgeving vanuit Kiezen voor het jonge kind (Brouwers, 2019) en artikelen over ‘(spel)begeleiding en observeren’ uit Zone en De wereld van het jonge kind. Een deel daarvan is verplichte kost op de Pabo, maar het is ook van belang dat studenten zelf vraaggericht in de bronnen zoeken wat zij willen leren. Ze starten met een schets van ‘een rijke leeromgeving’ vanuit de vraag om een lokaal in te richten. Wat vind jij van belang aan een ‘rijke leeromgeving’ en welke kansen zie jij voor je stagepraktijk. Deze opdracht speelt tot de verbeelding, want na een schets wordt het natuurlijk zaak daarmee aan de slag te gaan. Het verdiepen in deze bronnen zorgt ervoor dat de studenten aan kunnen sluiten bij hun ‘eigen probleemsituatie’. 

 

Studenten Emmy, Milou en Noëlle, lopen stage op Basisschool De Zoeker in Zaandijk en raken geïnspireerd door een beschrijving vanuit de literatuur. Ze merken op dat de rijke leeromgeving niet enkel gaat over de omgeving binnen de schoolmuren. Ze zien een kans om de tuin bij het schoolplein aan te pakken en vertellen hoe ze hiermee aan de slag gaan.

Emmy, Milou & Noëlle: Bij de kennismaking met de school wordt door de directeur kort genoemd dat er op het kleuterplein een verlaten stukje gras is, waarvan de school eigenlijk niet goed weet wat ze hiermee willen. Daarbij vinden ze het huidige kleuterplein niet rijk en uitnodigend genoeg. Een kans voor ons om dit als ‘levensecht’ onderwerp te nemen voor een onderzoek. “In een gesprek met de directeur krijgen we groen licht om met de tuin aan de slag te gaan. Ook krijgen we een klein bedrag om te besteden zodat we materialen kunnen kopen. We starten met verkennen wat de kinderen in de tuin willen. Deze plannen zijn niet allemaal realistisch en haalbaar, maar geven een beeld van wat kinderen belangrijk vinden. In de lessen en de literatuur leren we dat het belangrijk is om dit samen met de groep te doen. Hierdoor raken kinderen betrokken en sluiten we aan bij wat zij kennen en willen. Deze ideeën hebben we meegenomen in het ontwerp van de tuin. Wat we vooral willen is het toevoegen van materialen die geen directe functie hebben, zodat ze voor meerdere doeleinden gebruikt worden. Via familie en vrienden zorgen we voor gratis materiaal, zoals: pallets, een houten kist, kleine boomstronken en een stuk of tien autobanden. Ook is het de bedoeling dat er meer activiteiten buiten uitgevoerd kunnen worden.”

 

SPELBEGELEIDING IN DE TUIN

Eén van die activiteiten is spelbegeleiding in de tuin. Emmy, die stage loopt in groep 1-2, wil dat het thema ‘Vakantie’ verbonden wordt aan de tuin, zodat de kinderen de ruimte hebben om te kunnen handelen of maken. Iets wat zij belangrijk vindt in ‘een rijke leeromgeving’. Van het verkregen budget schaft ze materialen aan waarbij kinderen met constructiedelen eenvoudig van een doek een tent kunnen maken.

“We vinden het allemaal belangrijk dat er sprake is van afwisseling in materialen buiten, zodat de kinderen constant nieuwe ontdekkingen kunnen doen in een rijke leeromgeving.” Het idee ontstaat om een ‘buitenbak’ te maken, zodat materiaal ook mee naar buiten kan. Emmy heeft het gevoel dat spelbegeleiding enkel gaat over rollenspel, maar volgens het spelformat van Van Oers (2011) beslaat spel ook het ontdekken en onderzoeken in een sociaalculturele context zoals ‘de tent opzetten’. Dit geeft ook nieuwe inzichten in spel en wat er eigenlijk onder spel kan worden verstaan. De studenten geven aan dat ze vooral het belang van rollenspel in de les en literatuur tegenkomen en het hen uitdaagt om daarover na te denken. 

 

ROLLENSPEL IN DE TUIN

Noëlle, die stage loopt in groep 3, merkt op dat er in de klas niet vaak rollenspel wordt gedaan en wil dat graag uitproberen. Ze heeft een paar leerlingen uitgekozen en op de gang bereiden ze het spel voor. Noëlle: “Ik wil dat de kinderen een andere rol spelen dan zichzelf en dat we in de schooltuin gaan spelen. Twee leerlingen willen een oliebollenkraam spelen en de andere twee viskraam. De grote houten transportkist die in de tuin geplaatst is wordt gebruikt als huis of kraam. 

De ideeën van de kinderen hebben wij samengevoegd tot oliebollenviskraam. Voor de oliebollenviskraam hebben de kinderen een menukaart gemaakt waarop de woorden: oliebollen, kibbeling, paling en slagroom komen te staan. Ze willen materialen toevoegen om het spel buiten te kunnen verrijken. Na de menukaart heb ik samen met de leerlingen geld gemaakt. Zo kunnen wij voor de producten betalen. Daarna bespreken we de rolverdeling. De leerlingen hebben zelf een rol uitgekozen die past in het spel. We gaan naar buiten en pakken een aantal autobanden, want die vormen de frituurpan en de slagroomspuitmachine. Zelf had ik daar nooit aan gedacht, maar de kinderen komen hiermee. De fantasie in het spel is nog heel erg aanwezig, die heb ik als student niet meer. Ze leven zich meer in in het spel dan ik en zoeken denk ik iets tastbaars om mee te spelen. Tijdens het spelen merk ik op dat de baas van de oliebollenviskraam niet zo in het spel zit. Hij zegt bijna niks. Dit vind ik zonde dus ben ik een scène gaan schoppen tijdens het spel waarbij ik de baas moest spreken. Ik moest namelijk tien euro betalen voor mijn slagroom op de kibbeling. Belachelijk! “Ik moet de baas spreken, want ik ga echt geen tien euro betalen voor slagroom.” Toen kwam de baas in het spel en begon hij mee te spelen door mijn reactie. De kinderen praten echt in hun rol en verrichten de handelingen die werknemers van een viskraam of oliebollenkraam doen. Het valt mij op dat de kinderen het hele spel in hun rol blijven. Dat vind ik mooi om te zien en ik denk dat het van belang is dat kinderen steeds meer ervaring met spelsituaties krijgen en daardoor meer in een rol kunnen komen.” Voor mij als docent is het van belang Noëlle te wijzen op haar interventie. Ze doet het onbewust, maar wanneer we aan de hand van videobeelden reflecteren met de negen rollen van spelbegeleiding (Janssen-Vos & Van der Meer, 2017), zien we natuurlijk dat ze een nieuw probleem inbrengt. Een aantal weken later merkt Noëlle op dat er op een andere manier gespeeld wordt in de tuin. “Je ziet nu meer rollenspel. Eerst werd er vooral veel gerend, soms zelfs met stenen gegooid. Nu spelen kinderen liever in de tuin dan op het schoolplein.” Ook Milou herkent dit en haar valt op dat de ‘vierkante doos’ telkens een andere functie krijgt. Bij de ene groep is het een viskraam, bij de ander een oliebollenkraam, een gevangenis, een politiekantoor of een receptie.

 

WAT DOET DIT MET HET SPEL VAN KINDEREN?

We zien een verandering in het spel door het praten over spel, het meespelen en de materialen die we toevoegen. Ook staan we stil bij een eerder gemaakte opmerking door Lukas, die de manier van spelen op filmfragmenten uit de les niet herkent in de stageklas. Lukas geeft aan dat hij in zijn groep kinderen een rol aan ziet nemen, maar dat dit heel vluchtig is en veel wisselt. De ene keer is iemand de heks en gaan ze allemaal de heks pakken, maar dit gaat niet zoals in het voorbeeld waarbij kinderen in de frietkraam echt de handelingen uitvoeren en de materialen gebruiken die het spel oproept. Het valt hem op dat met de materialen die er zijn je eenvoudig een ‘echte situatie’ kunt namaken in de klas. Dit wil hij samen met Lieke ook doen in hun stagegroep. Lieke en Lukas lopen stage in groep 1-2 op De Pionier in Wormerveer, waar het thema ‘Op reis’ gestart is. Ze willen een vliegtuig en cockpit maken in de klas, maar ze weten niet goed of dit ook aansluit bij de leefwereld van de kinderen. Ze weten niet met welke vervoersmiddelen kinderen al kennis hebben gemaakt en zijn bang dat deze leerlingen misschien niet met het vliegtuig gaan. Ze besluiten eerst maar eens het gesprek aan te gaan door middel van een kringgesprek, waarbij ze verschillende vragen stellen en benieuwd zijn naar de ervaringen. Al snel wordt duidelijk dat de kinderen al eigen ervaringen hebben en specifieke materialen uit kunnen leggen. Er wordt een vliegtuig en douane gemaakt in de klas en het wordt steeds duidelijker hoeveel de kinderen al weten. Lieke en Lukas willen het spel van de kinderen stimuleren aan de hand van rollenkaarten. Lieke wil weten hoe ze als leerkracht het spel van de kinderen het best kan stimuleren.

 

Lieke: “Ik ben erachter gekomen dat het maken van een hoek met een rijkdom aan materialen erg helpt. De kinderen laten zelf hun fantasie los op de hoek en materialen. Ook ben ik erachter gekomen dat het meespelen in een hoek zorgt voor verrijking in het spel. Ik heb daarvoor een jongen uit mijn klas geobserveerd en meegespeeld en wil kijken welke invloed het meespelen heeft op de ontwikkeling van spel. Ik heb gezien dat de jongen vooral met materialen aan het spelen is: hard op de knopjes van de computer drukken en draaien met het stuur. Ik ben gaan meespelen in een rollenspel. Hij is de piloot en ik de passagier. Na een week observeer ik de jongen opnieuw, waarbij ik let op spelontwikkeling en betrokkenheid. Hieruit blijkt dat hij meer rollenspel laat zien en erg betrokken is bij het spel. Ook zie ik dat hij nieuwe dingen inbrengt in het spel, zoals geld meenemen op vakantie en hij hanteert taal bij rolhandelingen. Ook zie ik dat hij het voortouw neemt in het spel door andere kinderen te wijzen op handelingen die nodig zijn, zoals tickets en dat ze moeten betalen.”

 

MET ELKAAR IN GESPREK

Door de studenten met elkaar over spel in gesprek te laten gaan, stimuleren ze elkaar om anders te kijken naar de te ontwerpen hoeken. Zo merkt de groep studenten die in de tuin aan de slag gaat dat ze een andere mening hebben. Er ontstaat een discussie over welke materialen, welke doelen en criteria voor een ‘rijke leeromgeving’ nou het belangrijkst zijn, omdat daar verschillend over wordt gedacht. Hierdoor ontstaat het gesprek en verantwoordt ieder waarom ze bepaalde keuzes maken en dat er verschillende visies zijn.

 

Lieke, die beschouwend waarneemt hoe de andere studenten met de tuin aan de slag gaan, maakt de volgende opmerking: “Ik heb van Emmy, Milou en Noëlle veel geleerd. Ze hebben mijn idee van een ‘rijke leeromgeving’ totaal veranderd. Ik had zelf het idee dat een rijke leeromgeving gekoppeld is aan een thema of een hoek. Voor mij is het dan ook een eye-opener dat zij het totaal anders hadden aangepakt. Ik had het idee dat de tuin een groot fiasco zou worden, maar ik vind het heel mooi om te zien dat de materialen die ze gekozen hebben ervoor zorgen dat de fantasie van de kinderen geprikkeld wordt en het interessant blijft omdat materialen steeds een andere functie hebben.”

 

Alle studenten geven aan dat ze niet verwacht hadden dat er bij het creëren van een leeromgeving zoveel komt kijken. Ze zijn zich bewuster geworden van de materialen en dat je moet nadenken over welke keuzes je maakt en waarom. Milou: “Kort gezegd is het voor mij een positieve ervaring geweest die uitnodigt om vanuit een probleem dat dichtbij jou of de school staat aan de slag te gaan. Verder te werken vanuit persoonlijke ervaringen en te werken vanuit een doel. Dit neem ik mee.”

 

Noëlle geeft aan dat als ze juf is van groep 3 ze zelf een hoekje zou creëren waar leerlingen rollenspel kunnen spelen. “Ik vind dat dit niet alleen tijdens het buitenspel moet gebeuren en heb geleerd dat ik kan meespelen en kinderen in het spel kunnen leren. Kinderen vinden het leuk als ik meespeel. De volgende keer probeer ik dan iets meer op de achtergrond te staan, want ik was erg veel aan het woord. Ik kan ook opmerkingen maken die het spel belemmeren en hoop het spel op gang te helpen, maar het niet over te nemen.”

 

TIPS VOOR MIJN MEDESTUDENT (GESCHREVEN DOOR LIEKE):

• Zorg dat je hoek er overzichtelijk uitziet.

• Voordat je begint met het inrichten van de hoek moeten je doelen duidelijk zijn en moet je meegaan met de kinderen.

• Maak de hoek samen met de kinderen, hierdoor wordt de hoek niet alleen van jou maar van de kinderen.

• Zorg dat de kinderen inbreng kunnen geven aan het ontwerp van de hoek, hierdoor sluit de hoek beter aan bij de belevingswereld van de kinderen.

• Maak het jezelf niet te moeilijk; met een paar dozen en een likje verf wordt een doos zo een vliegtuig.

• Zorg dat je hoek veilig is.

• Zorg ervoor dat er genoeg materiaal in de hoek te vinden is zodat de kinderen zelf kunnen kiezen waarmee ze gaan spelen. 

Literatuur

Brouwers, H. (2019) Kiezen voor het jonge kind. Coutinho: Bussum.

 

Janssen-Vos, F. & Van der Meer, L. (2017). Basisontwikkeling voor peuters en de onderbouw. Koninklijke Van Gorcum: Assen.

 

Van Oers, B. (2011). Doelgericht en betekenisvol leren: over de waarde van spel in de strijd tegen de verschoolsing. In R. Klarus, & W. Wardekker, Wat is goed onderwijs? Bijdragen uit de pedagogiek (pp. 55-72). Den Haag: Boom Lemma Uitgevers.

Deel dit artikel