Interviews

Met Ontwikkelingsgericht Onderwijs kwam alles bij elkaar

Marga Putter en Dorian de Haan

Monique van Gaalen is directeur op basisschool De Fontein in Den Burg op Texel.

 

Vivianne Francken is leerkracht van groep 2-3 en OGO-specialist op basisschool De Fontein in Den Burg op Texel.

 

Marga Putter en Dorian de Haan zijn lid van de redactie en adviesraad van Zone

Basisschool De Fontein in Den Burg, Texel, kan zich sinds dit schooljaar een OGO-school noemen. Directeur Monique van Gaalen en Vivianne Francken, leerkracht van groep 2-3 en OGO-specialist, vertellen hoe het proces daarnaartoe is verlopen.

WAAROM HEBBEN JULLIE GEKOZEN VOOR ONTWIKKELINGSGERICHT ONDERWIJS? WAT WAS JULLIE EIGEN ONTWIKKELING?

Monique: Toen ik nog intern begeleider op De Fontein was had het team de wens om meer met thema’s te gaan werken. In 2013 startte ik als directeur en hebben wij de onderwijsbegeleidingsdienst ingeschakeld. Wij zijn toen begonnen om vanaf groep 4 twee thema’s per jaar uit te werken. Groep 1 t/m 3 werkte al met thema’s. Na twee, drie jaar vond de begeleiding dat we zelfstandig verder konden. Wij hadden heel veel wensen, zoals coöperatieve werkvormen, meervoudige intelligentie, het portfolio. Dat moest allemaal bij elkaar komen, de samenhang ontbrak. Wij werkten met thema’s maar daarnaast hadden we ook methodes voor rekenen, spelling, aanvankelijk en begrijpend lezen, taal en aardrijkskunde-geschiedenis-biologie. Wij wilden dat er verbinding zou ontstaan tussen de vakken en dat er hierdoor meer tijd binnen het rooster zou zijn. Ook dachten we dat we een nieuwe leesmethode nodig hadden. Maar het was veel te veel als wij ook die thema’s nog in wilden plannen. Uiteindelijk is er in januari 2018 door het team gezegd: ‘Pas op de plaats!’ Vivianne was toen bezig met de opleiding Specialist Het Jonge Kind. Vivianne: Dat was aan de iPabo en Levineke van der Meer, nascholer bij De Activiteit, gaf een deel van de cursus. Hierdoor kwamen veel OGO-aspecten aan de orde. Monique: Mede daardoor is OGO de school binnengekomen. Vivianne kwam ook in aanraking met Inge Haarsma en Bea Pompert van De Activiteit. Zij zijn toen op De Fontein geweest en hebben het verhaal van het team gehoord. Daarin kwam ook de nieuwe leesmethode ter sprake en zij gaven aan dat je voor lezen helemaal geen methode nodig hebt. Dat was een lekker bommetje. Zij legden uit waarom en hoe het anders kan. Al na anderhalf uur samenspraak hebben wij binnen het team de afspraak gemaakt: dit klinkt goed, hier willen wij meer van weten. Daarna hebben wij ze nog een keer uitgenodigd en de nieuwe leesmethode afbesteld. Met De Activiteit, Vivianne en de intern begeleider hebben wij een plan gemaakt voor 2018-2019 om ons te oriënteren op OGO. Het fijne van De Activiteit is dat Inge en Bea ook echt in de school komen en tijdens groepsbezoeken meedoen in de klas. Ze hebben individuele gesprekken met de leerkracht en die worden teruggekoppeld naar het team. Iedereen wordt meegenomen. De ene leerkracht gaat wat sneller dan de ander. In de onderbouw zijn ze al wat verder dan de collega’s in de midden-bovenbouw. Het heeft gewoon tijd nodig. Spelling en rekenen houden wij nog methodisch. Het wordt wel als heel fijn ervaren dat je die vakken op die manier kunt geven en dat je een vinger aan de pols hebt.

 

JULLIE MAAKTEN GEBRUIK VAN DE METHODE VEILIG LEREN LEZEN, HOE IS DE OVERGANG GEWEEST?

Vivianne: Vanuit groep 1-2 waren wij bezig om te kijken hoe je lezen binnen het spel kunt aanbieden. Mijn collega in groep 2-3 was erg benieuwd hoe je dat dan doet. Maar de stap van werken met een methode naar werken zonder methode is best groot. Dus wij hebben toen in het eerste oriëntatiejaar de cursus ‘Zin in Lezen’ gevolgd. Die cursus hielp ons stappen te zetten in de praktijk. Door het te doen voel je dat het spannend is en ervaar je of het wel of niet lukt. Monique: Wij hebben dat jaar tussen augustus en december-januari de methode Veilig Leren Lezen gebruikt bij de opstart van groep 3. Na de kerstvakantie hebben wij het losgelaten. Met het thema ‘Planeten’ zijn wij het leesonderwijs gaan vormgeven. Aan de wand hingen alle planeten met de namen eronder. Ook de kinderen die veel moeite hadden met het zich eigen maken van het lezen gingen aan de gang met Mercurius of met Saturnus. Er ontstonden ook echte zinnen. Het was heel bijzonder om te zien dat 6-jarigen met namen als fijnstof en helium aan de slag gingen in het spel. Ook prentenboeken, leesboeken, knutselboeken en informatieboeken kwamen er aan te pas en allerhande manieren van lezen, zoals snuffellezen. Vivianne: En het leesplezier is echt veel groter! Kinderen hebben echt zin om te lezen. Er zit geen weerstand en dat komt omdat lezen en schrijven hand in hand gaan. Wij zijn aan het schrijven, aan het spelen en lezen, ze hebben niet het gevoel aan het leren te zijn. Ze hebben echt plezier in lezen omdat het altijd verbonden is aan de vragen die ze hebben, aan het spel dat ze spelen. Ik zie een grote betrokkenheid. Wat mij opvalt is dat de kleuters die nu binnenkomen in groep 3 een veel grotere letterkennis hebben dan voorheen. Dus je hebt al een lagere drempel om door te gaan. Dat is ook een groot verschil. Ook in de kleutergroepen zie je dat ze er al mee bezig zijn. Ze krijgen veel letters aangeboden in de spelhoeken en beginnen met doen-alsof schrijven. Zo kennen de kinderen al best veel letters. Monique: Het hele vorige jaar is al zonder methode gewerkt en nu zijn wij ook weer zonder methode van start gegaan.

 

JULLIE WERKEN OOK MET HOREB. HOE HEBBEN JULLIE DAT AANGEPAKT?

Vivianne: In 2018 waren we vanuit de onderbouw op zoek naar een nieuw leerlingvolgsysteem. Vanuit de opleiding Specialist Het Jonge Kind werd gezegd: Je moet eerst bekijken welke doelen je wilt stellen. Ga je allemaal kleine doelen stellen of ga je kijken naar de doelen vanuit OGO, of het actief leren? Dat heb ik besproken met collega’s. Van daaruit is het balletje gaan rollen om vanuit HOREB te gaan kijken. Ook hadden we de wens om het thematiseren meer uit te diepen, de samenhang te zoeken. Er is een groot verschil in een thema opzetten en echt kunnen thematiseren. Toen zijn wij met HOREB gaan experimenteren. Ik vond het fijn omdat ik mijn thema erin kwijt kon en kon zien welke doelen ik ging stellen. Op die manier kon ik er ook met de andere onderbouwcollega’s mee aan de slag. Wij hebben toen een HOREB-cursus gehad en uiteindelijk is De Activiteit voor de hele school gekomen. Toen werkte groep 1-2 met HOREB en daarna groep 3 en zo is dat doorgegaan. Ook in de bovenbouw die er tegenaan liep bij het thematiseren; waar breng je dat nu onder en hoe doen ze dat in HOREB? Monique: Het is nog niet klaar, want HOREB is nu ook vernieuwd. De Activiteit neemt ons daarin mee. Het gaat wel met kleine stapjes. Vivianne: Hoe completer je wordt met het werken in HOREB, hoe beter je wordt om de zone van naaste ontwikkeling van de kinderen in kaart te brengen. En dan is de volgende wens om dat vorm te geven in een portfolio. Dus door te beginnen met thematiseren en daaraan te werken zie je eigenlijk veel wensen vanuit je eigen ontwikkeling en die van de school als vanzelf aan de orde komen. Dan is het niet meer zo’n grote berg. Monique: HOREB is een systeem waar iedereen haar weg in moet zien te vinden. Wij hebben van het bestuur toestemming gekregen om dingen uit te proberen, wat heel fijn is. Parnassys is ons administratiesysteem én het leerlingvolgsysteem. HOREB gebruiken wij om de thema’s vorm te geven. In de onderbouw wordt het al meer gebruikt om te observeren en een kinderdagboek te maken om kinderen te volgen. Dat is in de midden- en bovenbouw nog niet of minder het geval. Maar je moet klein beginnen. Vivianne: In het begin dacht ik: ‘Hoe vul ik dat goed in?’ Je bent zo gewend om lijsten af te vinken, je weet hoe dat werkt. Maar nu dacht ik: ‘Doe ik het goed, moet het anders, is het genoeg?’ Voor mij was het een eyeopener dat Inge van De Activiteit zei: ‘Het is een hulpmiddel voor jou als leerkracht om je onderwijs goed vorm te geven. Dus daar zit geen goed of fout in.’ Dat gaf mij lucht om het te gaan gebruiken om mijn activiteiten voor te bereiden en te zien wat mijn rol is als leerkracht, en daarop te reflecteren. Het hoeft niet helemaal dichtgetimmerd te zijn. Monique: In februari 2020 is de inspectie geweest. Het was een iets uitgebreider bezoek dan wij dachten. De school is op vier punten bekeken, waaronder de kwaliteitszorg. De inspecteur heeft gesprekken gevoerd met een aantal leerkrachten en leerlingen, met mij en de ib’er. Hij heeft een kleutergroep, groep 4 en de bovenbouw bezocht waar hij kon zien hoe wij het OGO vormgeven. In het nagesprek begon hij met een compliment. Hij vond het stoer dat we het zo hebben aangepakt. Wij hadden een interessant gesprek dat voor ons bevestigde dat wij goed bezig zijn. Natuurlijk zijn er leer- en ontwikkelpunten, zoals het nog beter in beeld krijgen en verdiepen van de aanpak voor onze kinderen uit sociaal armere gezinnen of met een bepaalde sociaal-emotionele problematiek.

 

HOE ZOUDEN JULLIE JE ROL OMSCHRIJVEN IN DIT ONTWIKKELINGSPROCES EN IN HET TEAM? WAAR LIGT JULLIE KRACHT?

Monique: Vivianne heeft de opleiding Specialist Het Jonge Kind gedaan en ze doet nu de opleiding voor OGO-specialist in de school. Haar rol is vooral een luisterend oor, meekijken en meedenken, haar kennis en kunde overbrengen naar het team. De bedoeling is dat zij echt de spil wordt binnen het team. Het enthousiasme dat ze een aantal jaren geleden heeft gebracht waardoor het team is meegegaan om deze ontwikkeling uit te werken, is denk ik heel belangrijk geweest. Vivianne: Monique is heel goed in het grote geheel, het in beeld brengen en structureren wat er moet gebeuren. Ik heb altijd heel veel ideeën, maar niet alles kan tegelijk. In die zin vullen wij elkaar goed aan. Wat is mogelijk, wat is nodig, hoe gaan we het doen? Monique is iemand die naar je luistert en voor veel dingen open staat. Als je met een plan komt, is ze snel enthousiast, ze zal niet gauw zeggen: ‘Kan niet, mag niet, wil ik niet!’ Monique: Ik vind het belangrijk het team vertrouwen te geven, want de leerkrachten moeten het doen. Niet alles kan, dat heeft ook met financiële plaatjes te maken, niet alles kan direct. Maar we kunnen wel veel organiseren en regelen.

 

HOE BETREKKEN JULLIE DE OUDERS HIERBIJ?

Vivianne: We hebben in het begin informatieavonden gehouden over de veranderingen die gingen plaatsvinden. Je moet de ouders wel meenemen, zodat ze snappen waarom we niet meer met een leesmethode gingen werken, dat er meer thema’s in de klas kwamen. Nu hebben wij een thema-opening of een afsluiting. En er is de vraag naar spullen, materialen, kennis, uitjes, vragen of ze iets weten over een onderwerp. Ouders zijn over het algemeen enthousiast dat ze betrokken worden bij het onderwijs. Monique: Tijdens rondleidingen met ouders probeer ik altijd aan te geven dat deze tijd andere vaardigheden van een kind vraagt en dat wij andere dingen van een kind verwachten dan braaf NoordHolland uit hun hoofd leren. Maar er zijn ook ouders die gaan voor rust in de klas. Het is heel lastig om die ouder te overtuigen. We hebben bij de kleutergroepen een gedicht hangen. Als u denkt: ‘Er is veel lawaai’, dan moet u denken: ‘We zijn aan het overleggen met elkaar’. Als u denkt: ‘Wat veel spullen’, dan is het: ‘We zijn aan het ontdekken’. Dan hoop je dat ouders dat inzien.

 

HEBBEN JULLIE EEN ADVIES VOOR SCHOLEN DIE WILLEN INNOVEREN NAAR OGO? WAT MOET JE ZEKER DOEN EN WAT NIET?

Monique: Investeren. Bewust zijn van het feit dat het niet een ontwikkeling is die binnen een jaar geregeld is. We zijn vijf jaar bezig om te kunnen zeggen: ‘Het zit in ons lijf’. Dus investeren in tijd en geld, én faciliteren. Vivianne: Je moet ook goed met elkaar in gesprek blijven. Niet in de oordeelstand gaan staan. Zolang je begrip hebt voor elkaar en als team ervoor staat, je doet het met elkaar, dan is het goed. Dus die open interactie is heel belangrijk. Monique: En accepteren dat de een sneller gaat dan de ander en elkaar helpen. Het draagvlak om te starten is erg belangrijk. Het moet niet opgelegd worden. Dus niet als directeur zeggen: ‘Dit vind ik een mooie ontwikkeling, dit gaan we doen’. Dan gaat het niet werken. De Activiteit heeft ons meegegeven: als je OGO wilt en van de kinderen verwacht dat ze een onderzoekende houding hebben, dan moet je zeker ook zelf een onderzoekende houding hebben. Dat hebben wij vanaf het begin als spiegel voorgehouden gekregen. De leerkrachten gaan onderzoeken en waar ze tegenaan lopen gaan ze ook oplossen. Een onderzoekende houding is inderdaad heel belangrijk.

Deel dit artikel